Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Chemische wasserij, saneringsvariant 5: bioscherm/ijzerscherm

In deze figuur is variant 5 ‘bioscherm/ijzerscherm/reactieve schermen’’ weergegeven.

(Anaërobe) bioschermen en ijzerschermen hebben als doel de verspreiding van een verontreinigingspluim op afdoende wijze tegen te gaan. Schermconstructies worden voor CKW-verontreinigingen in de praktijk nog weinig toegepast. De redenen hiervoor zijn vooral (kosten)technisch van aard. Dit geldt vooral als het scherm tot op grotere diepte moet worden aangebracht. De verwachting is echter dat deze belemmeringen binnen enkele jaren (grotendeels) zijn opgelost.

In het scherm worden de verontreinigende stoffen biologisch (in een bioscherm) dan wel chemisch (in een ijzerscherm) afgebroken. Bij een bioscherm wordt een substraat in de bodem gebracht dat als voedselbron dient voor de CKW-afbrekende bacteriën in de bodem. Bij een ijzerscherm wordt in een sleuf ijzer (schroot) aangebracht, de verontreinigende stoffen worden op het ijzer chemisch geoxideerd.

In situaties waar geen of nauwelijks biologische activiteit in de bodem aanwezig is en de verontreinigende stoffen zich op geringe diepte bevinden, zijn ijzerschermen de meest voor de hand liggende oplossing. Voor diepere verontreinigingen is een ijzerscherm vaak niet interessant omdat de kosten voor de aanleg zeer hoog zullen zijn. Voor diepere verontreinigingen en in situaties waar al de nodige biologische activiteit in de bodem is, zijn (anaërobe) bioschermen het beste alternatief.

Als uitvoeringsvorm kan gekozen worden voor funnel & gate voor complexe verontreinigingssituaties. Een flexibel systeemontwerp (afmetingen trechter en constructie poort) is dan wel een eerste vereiste. Er wordt alleen gestuurd in grondwaterstromen; gezuiverd grondwater wordt opnieuw geïnfiltreerd in de bodem. De ingreep blijft geohydrologisch gezien dan ook alleen merkbaar op lokaal niveau.

Bij verontreinigingssituaties waar bron- en/of pluimverwijderingsvarianten (kostentechnisch) niet haalbaar zijn, of nog sprake is van relatief omvangrijke restverontreinigingen, zijn schermconstructies vaak een goed alternatief om verspreiding van verontreinigende stoffen tegen te gaan. Een bijkomend voordeel (vooral van bioschermen) is dat het systeem relatief eenvoudig gefaseerd kan worden uitgebreid tot een extensief verwijderingssyteem. Zo kan op termijn alsnog een stabiele eindsituatie worden gecreëerd binnen de geldende periode voor de standaardaanpak.

Wanneer is de variant realistisch?

Een bioscherm/ijzerscherm is realistisch:

  • als er bedreigde objecten aanwezig zijn;
  • bioscherm: als er al enige afbraak optreedt (vooral bij bodemtype 2 en 3);
  • ijzerscherm: als er geen afbraak optreedt en de verontreinigende stoffen niet diep voorkomen (vooral bodemtype 4).

Een bioscherm/ijzerscherm is niet (direct) voor de hand liggend indien:

  • snel een eindige situatie is gewenst;
  • relatief eenvoudige verwijderingsvarianten kunnen worden toegepast;
  • ijzerscherm: de verontreiniging op grote diepte voorkomt.